Technische eisen voor registratie en gebruik van .nl-domeinnamen
Versie: 1 januari 2023
Versie: 1 januari 2023
Als je een domeinnaam registreert, moet die voldoen aan technische eisen. De meeste houders besteden dit uit aan hun registrar (hostingprovider). Heb je vragen over deze technische eisen? Neem dan contact op met ons.
Iedere domeinnaam moet voldoen aan deze technische eisen:
Je domeinnaam voldoet aan de standaarden die in de markt gebruikelijk zijn. De Internet Engineering Task Force (IETF) bepaalt het beleid over de standaarden van het internet. Hiervoor stelt IETF protocollen op; de documenten waar deze protocollen in staan heten RFC’s.
De domeinnaam voldoet minimaal aan IETF RFC’s 1034, 1035, 1123 en 2181. Daarnaast zijn er standaarden voor specifieke toepassingen of Resource Records. En verder zijn er informatieve RFC’s zoals RFC 1912, of andere Best Common Practice RFC’s.
Deze RFC’s lees je op de site van IETF.
Hieronder lees je onze aanvullingen bij de standaarden.
Je domeinnaam bevat alleen letters (a - z), cijfers (0 - 9) of het liggende streepje (-). Daarbij gelden deze extra regels:
Het liggende streepje mag alleen tussen 2 letters of cijfers staan.
Je domeinnaam bevat minimaal 2 en maximaal 63 tekens.
Voor elk domein dat we in de .nl-zonefile opnemen, is er een primary nameserver. En minimaal 1 secondary nameserver.
Die nameservers zijn redundant en gebruiken verschillende (sub)netten.
De nameservers zijn vanaf het hele internet bereikbaar via IPv4.
Bij voorkeur ook via IPv6.
De nameservers zijn vanaf het hele internet bereikbaar via UDP-poort 53, en ook via TCP-poort 53.
Als de domeinnaam responses op queries genereert die groter zijn dan 512 octets, dan ondersteunt het domein het EDNS0-protocol (RFC 2671).
Nadat een domein in de .nl-zonefile wordt opgenomen, controleren wij alle nameservers.
Dit geldt ook voor nameservers die niet zijn opgegeven, maar die wel in de zone file van het betreffende domein staan.
We letten bij onze controle onder andere op de volgende zaken:
De opgegeven nameservers staan in de NS-records.
De primary data source volgens het MNAME-veld van het SOA-record is een valide host name.
Het MNAME-veld van het SOA-record en de NS en MX-records verwijzen naar objecten met een A record (en eventueel AAAA-record).
Niet naar objecten met een CNAME-record.
Het RNAME-veld van het SOA-record voldoet aan de syntax zoals beschreven in RFC 1912 sectie 2.2.
Het veld levert een geldig e-mailadres op waarvoor de mail wordt geaccepteerd.
De TTL-waarde van de NS-records is niet lager dan 3600 (1 uur).
Zo voorkomen we dat de .nl-zone onnodig veel verkeer moet verwerken als de records niet goed zijn geconfigureerd.
We adviseren een TTL-waarde van 172800 (48 uur). Deze records zijn namelijk een belangrijk deel van de internetinfrastructuur. Bovendien is het veel werk om ze te veranderen.
De expire-waarde in het SOA-record van een zone ligt tussen 604800 (7 dagen) en 3456000 (40 dagen).
Wij houden hier namelijk rekening mee in onze procedures. Zoals bijvoorbeeld de quarantaineperiode bij het opheffen van een domeinnaam.
De expire-waarde is minimaal 7x de refresh-waarde. De retry-waarde is niet hoger dan de refresh-waarde.
Voor elke nameserver host is op een subdomeinniveau onder het .nl-domein een glue record in de .nl-zonefile opgenomen.
Dit record is van het type A of AAAA.
De cannonical host name staat in de zonefile als de nameserver op een host van de betrokken registrar draait.
Er mag geen alias onder de betrokken domeinnaam zelf in de zonefile staan. Zo voorkomen we dat de .nl-zonefile vervuild raakt met onnodige glue records. En we voorkomen problemen als het IP-adres van zo’n nameserver verandert.