Verdere adoptie IPv6 in Nederland nagenoeg tot stilstand gekomen
Opmars van IPv6 in de rest van de wereld gaat gewoon door
Opmars van IPv6 in de rest van de wereld gaat gewoon door
De adoptie van IPv6 in Nederland is nagenoeg tot stilstand gekomen. Daarmee raken we nog verder achter op de rest van de wereld en de ons omringende landen, waar de opmars van IPv6 gewoon doorgaat. Die achterstandspositie levert ons economische schade op. Het maakt Nederland onaantrekkelijk voor nieuwe initiatieven op gebied van het Internet of Things (IoT) en het tast ons innovatie-imago en vestigingsklimaat aan. Eindgebruikers achter (CG)NAT kunnen geen self-hosted applicaties draaien en ervaren verbindingsproblemen met peer-to-peer-toepassingen. Tenslotte maakt de schaarste aan IPv4-adressen het niet alleen moeilijk voor bestaande providers om nieuwe grootschalige diensten in de markt te zetten, maar ook voor nieuwkomers heel lastig om überhaupt van start te gaan. In dit artikel bespreken we de laatste stand van zaken.
Daarbij kijken we om te beginnen naar de groei van het IPv6-gebruik aan clientzijde, waar we zien dat die wereldwijd langzaam maar gestaag doorloopt. Volgens Google komt nu zo'n 35 procent van al hun bezoekers via een IPv6-verbinding binnen. Over de afgelopen jaren komt dat neer op een toename van grofweg 5 procentpunt per jaar.
Zoomen we echter in op de Nederlandse adoptie ten opzichte van onze buurlanden, dan doen we het ronduit slecht, zowel wat betreft onze uitgangspositie als de groei. Op dit moment zitten we op een adoptie van 29 procent. Zoals je in de tabel hieronder kunt zien is dat veel minder dan in de ons omringende landen. Met die score bevinden we ons tussen de landen in de periferie van Europa.
Land | Percentage |
---|---|
België | 49% |
Frankrijk | 48% |
Duitsland | 43% |
Verenigd Koninkrijk | 32% |
Luxemburg | 30% |
Bovendien blijken we die achterstand ook niet in te lopen. Het tegendeel is het geval: ruim een jaar geleden zaten we op 26 procent, en bijna 2 jaar geleden op 22 procent.
Op de kaart van APNIC Labs, de onderzoeksafdeling van de Regional Internet Registry (RIR) voor de Asia-Pacific (APAC) regio, is de achterstandspositie van Nederland duidelijk in kleur te zien. Ook zij meten de adoptie aan clientzijde en komen voor ons land op diezelfde 29 procent als Google uit.
Kijken we een laag dieper, dan zien we dat de twee grootste access providers, KPN en Ziggo (onderdeel van VodafoneZiggo), de afgelopen 2 jaar grote stappen hebben gemaakt.
Uit de grote IPv6-inventarisatie die we 3 jaar geleden publiceerden bleek al dat Nederland het in de adoptie van client-side IPv6 veel slechter deed dan de ons omringende landen. Belangrijke oorzaak toen waren deze 2 access providers, die hun internetgebruikers geen volwaardige IPv6-verbinding aanboden. De rest van de access providers staat nu nog steeds stil. De statistieken uitgesplitst per netwerk (Autonomous System) laten zien dat de kleinere access providers en netwerkbeheerders het ronduit slecht doen. Uitzonderingen zijn Freedom, SURF, de Universiteit Twente, XS4ALL (wordt inmiddels geïncorporeerd in KPN) en Zeelandnet (onderdeel van Delta). Maar deze partijen staan erom bekend voorop te lopen waar het de invoering van nieuwe technologie betreft en zijn al langer met IPv6 bezig. Voor hen is de inzet van de laatste technologie ook expliciet onderdeel van hun waardepropositie.
De brede groei in het gebruik van IPv6 zien we ook terug in het internetverkeer. De Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX), laat een gestage toename van het IPv6-verkeer zien.
Kijken we echter naar het aantal Nederlandse netwerken (Autonomous Systems) dat IPv6-routes adverteert middels het Border Gateway Protocol (BGP), dan zien we dat de adoptie van IPv6 daar een sterke groei doormaakte in de periode 2008–2014, maar dat er in de jaren daarna helemaal niets meer is gebeurd.
Iets vergelijkbaars zien we terug in onze eigen statistieken: het aandeel van de resolvers dat de name servers voor het .nl-domein over IPv6 bevraagt zit al vier jaar vast op zo'n 10 à 11 procent.
Statistieken over de adoptie van IPv6 aan serverzijde zijn maar sporadisch beschikbaar. Uit de IPv6-inventarisatie die we hierboven al aanhaalden bleek dat domeinnaamhouders/registrars geen beleid hadden ingesteld voor IPv6 en dat de adoptie ervan moeizaam verliep. Daarbij zagen we bovendien grote verschillen in adoptie tussen verschillende sectoren. Uitzondering hierop is de Nederlandse overheid, die het gebruik van IPv6 verplicht heeft gesteld. Forum Standaardisatie onderzoekt ieder half jaar het gebruik van verplichte standaarden voor de beveiliging van websites en e-mail bij overheidsorganisaties. In die meting wordt ook de adoptie van IPv6 meegenomen. De afgelopen 2 jaar is de bereikbaarheid via IPv6 bij overheidsorganisaties sterk toegenomen. Volgens de laatste rapportage zit deze nu op 79 procent voor webservers en 40 procent voor mail gateways. Maar dat is bij lange na niet genoeg om de 100 procent score te halen die de Nederlandse overheid zich per einde dit jaar als ambitie heeft gesteld (in de zogenaamde Streefbeeldafspraken).
Volgens Forum Standaardisatie moet met name SSC-ICT (het Shared Services Center voor de Rijksoverheid) nog flinke stappen zetten door hun DNS-, web en mailservers voor IPv6 beschikbaar te maken. Overheidsorganisaties die gebruikmaken van cloudleveranciers moeten hen vragen om hun diensten ook via IPv6 bereikbaar te maken. Lukt dat niet op korte termijn, dan wordt aangeraden naar een andere leverancier over te stappen.
Zelf voeren we maandelijks metingen uit op alle .nl-domeinen als onderdeel van de incentiveregelingen die we voor onze registrars hebben ingesteld. De uitkomsten daarvan gebruiken we om kortingen te geven op domeinen die onder andere moderne internetstandaarden als DNSSEC, DANE voor mail, SPF/DKIM/DMARC en IPv6 toepassen. Onze metingen voor IPv6 bevestigen de hierboven besproken stagnatie. Na het instellen van de IPv6-incentive in de zomer van 2017 vloog het aandeel .nl-domeinen waarvoor de webserver of de mailserver (met bijbehorende name servers) via IPv6 bereikbaar was omhoog. Maar die groei vlakte de afgelopen 2 jaar sterk af [1, 2]. Bovendien is het aantal .nl-domeinen waarvoor de mailserver en de webserver (met bijbehorende name servers) via IPv6 bereikbaar zijn maar half zo hoog (1,1 miljoen in plaats van 2,2 miljoen).
Het percentage .nl-domeinen waarvan de webserver of de mailserver (met bijbehorende nameservers) via IPv6 bereikbaar zijn. Bron: SIDN
Het percentage .nl-domeinen waarvan de name-, mail- en webservers via IPv6 bereikbaar zijn (uitgesplitst). Bron: SIDN.
Die stagnatie in de verdere adoptie was voor ons aanleiding om het incentivebedrag de afgelopen jaren 2 keer te verhogen. Met een bedrag van 12 cent per halfjaar per domein zit de huidige korting nu echter helemaal aan de bovenkant van alle incentiveregelingen – zonder significant effect. Wat ons parten speelt is onder andere de Wet van de remmende voorsprong: Omdat wij traditioneel voorloper zijn op gebied van internet, hebben Nederlandse access en service providers meer IPv4-adressen tot hun beschikking dan de rest van de wereld. In werelddelen waar internet veel later op gang kwam is het tekort aan IPv4-adressen veel groter en acuter dan hier; daar kunnen IPv4-adressen vaak alleen nog ingezet worden voor gedeelde hosting en CGNAT-gateways. Maar bedenk dat al onze IPv4-adressen ons niet meer helpen op het moment dat de eerste IPv6-only clients elders onze IPv4-only servers niet meer kunnen bereiken. Of andersom: als onze IPv4-only clients de eerste IPv6-only servers elders niet meer kunnen bereiken.
IPv6 is inmiddels echt volwassen: investeringen in en de overstap naar IPv6 zijn risicoloos wat de technologie betreft. En de risico's van investeringen in IPv6 vanuit zakelijk perspectief zijn goed beheersbaar. Met de huidige adoptiegraad van 35 procent behoor je volgens het technologie-adoptiemodel van Rogers ook niet meer tot de 'innovators' of 'early adopters' maar tot de zogenaamde 'early majority' als je nu met IPv6 aan de slag gaat. Kijken we naar de top-15 van registrars in aantallen .nl-domeinen, dan zien we dat 7 daarvan voor IPv6 nog onder de 30 procent scoren. Dus daar zijn echt nog relatief makkelijk grote stappen te maken. De hoogte van de incentive – in feite een bijdrage om het kantelpunt voor een investering in nieuwe technologie dichterbij te brengen – blijkt niet het probleem te zijn. Vandaar dat we de komende tijd met deze partijen in gesprek gaan om te zien wat we verder nog kunnen doen.
Tenslotte maken we dit najaar een IPv6-e-learningmodule gratis beschikbaar voor onze registrars. Registrars die deze module hebben doorlopen kunnen ook gratis deelnemen aan de workshops die we later organiseren voor een praktisch vervolg op de theorie.