Prijzen IPv4-adressen gaan door het dak

"Adoptie IPv6 moet een sterke versnelling krijgen"

Het afgelopen jaar zijn de prijzen van IPv4-adressen verdubbeld. Op de online markplaats IPv4.Global ligt de prijs – afhankelijk van de blokgrootte – inmiddels tussen de 50 en 60 dollar per adres, terwijl dat een jaar geleden ‘nog maar’ de helft was.

Daarmee is de voorspelling die Vincentas Grinius, de CEO van de Londense hosting provider Heficed, 2 jaar geleden deed – namelijk dat de prijzen van IPv4-adressen de komende 5 jaar zouden verdubbelen– al ruim voor die tijd gehaald.

Belangrijker dan de vraag of de huidige en toekomstige marktprijzen betaalbaar zijn, is de wenselijkheid van deze situatie. Hoge prijzen voor technische assets die tot voor kort gratis waren, leveren een ongelijke en daarmee oneerlijke markt op voor kleine spelers en nieuwkomers. Naast de rem die de IPv4-schaarste/IPv6-adoptie-problematiek op innovatie zet, is dat nog een argument voor overheidsbemoeienis.

Grafiek die de prijsontwikkeling van IPv4-adressen laat zien in de periode juni 2020 - april 2022
Grafiek die de prijsontwikkeling van IPv4-adressen laat zien in de periode 2014-2021

Over zowel de technische als de economische consequenties van het IPv4-adrestekort hebben we al regelmatig geschreven. In die eerste categorie is de asymmetrie van het huidige internet met zijn beperkingen voor self-hosting en peer-to-peer-protocollen het grootste probleem. De economische gevolgen zijn een gebrek aan toekomstbestendigheid en innovatie (waarbij Nederland ook nog eens een achterstandspositie [1, 2, 3] inneemt in de adoptie van IPv6).

Goedgevulde portemonnee

Na het uitdelen van de allerlaatste IPv4-adressen eind 2019 door RIPE NCC, de Regional Internet Registry (RIR) voor groot Europa en West-Azië, konden providers alleen nog (met een goedgevulde portemonnee) op de markt terecht. Er is wel een wachtlijst waarop teruggekomen adresreeksen na een quarantaineperiode van 6 maanden per 256 stuks worden uitgedeeld aan nieuwe leden, maar daar kwam lange tijd niks beschikbaar. Alleen begin dit jaar konden een paar honderd LIR's (Local Internet Registries) aan een blokje geholpen worden.

Grafiek die de IPv4-wachtlijst van RIPE NCC laat zien per 21 juni 2022

Leasen van IPv4-adresblokken

Het verkrijgen van zo'n blokje zal in de meeste gevallen echter symbolisch zijn; een provider die een nieuwe grootschalige IPv4-gebaseerde dienst op wil zetten, kan niet zo veel met een paarhonderd adressen. Dat ondervond Freedom Internet toen het als nieuwe provider van start ging. Om al hun klanten standaard een vast, routeerbaar IPv4-adres te kunnen aanbieden (als onderdeel van een volledige dual-stack-propositie), moest het bedrijf ergens enige tienduizenden IPv4-adressen vandaan halen. Kopen was veel te duur voor de startup, en voor een IPv6-only provider was (is) het te vroeg, zodat ze hun IPv4-adresreeksen uiteindelijk hebben moeten leasen.

"Het kopen van IPv4-adresreeksen is voor een beginnend provider niet te doen," vertelt Anco Scholte ter Horst, de CEO van Freedom. "Ze hebben een lange terugverdientijd en als startend bedrijf hadden we al genoeg andere uitgaven te doen." Ook als (speculatieve) investering is het niet verantwoord om tonnen in IPv4-adressen te steken. "Dat is niet onze core business en over 10 jaar zijn die adressen niets meer waard. Ik krijg dat niet aan onze investeerders verkocht; vandaar dat we moesten leasen."

Omdat de lease op de eerste IPv4-adresblokken niet werd verlengd, heeft Freedom eerder dit jaar een deel van zijn klanten moeten omnummeren. "We leasen onze IPv4-adressen nog steeds, maar nu bij een andere partij."

Consequenties voor concurrentievermogen

Erger dan het omnummeren van de vaste (!) IPv4-adressen bij klanten op het moment dat een lease-contract verloopt, zijn de permanente consequenties voor het concurrentievermogen van de accessprovider. "De marges zijn laag in de retail, en wat we betalen voor de leases vormt een extra kostencomponent in ons prijsmodel," aldus Scholte ter Horst. "Dat betekent dat we altijd iets duurder zullen zijn dan andere aanbieders."

Het leeuwendeel van de klanten heeft bovendien geen idee van de meerwaarde van een (of meerdere) routeerbare IPv4-adressen. Volgens Scholte ter Horst draait zelfs bij Freedom maar zo'n 5 procent eigen (self-hosted) diensten. Bij andere providers is dit slechts een fractie hiervan. Dat providers de adoptie van IPv6 frustreren om hun hosting-diensten (met hogere marges) te beschermen gelooft hij dan ook niet. "Het is eerder desinteresse dan een economisch motief."

Weggeven, teruggeven of verkopen

Dat er nu een markt is ontstaan voor technische assets die voorheen gratis waren (en in ruime mate werden uitgedeeld), vindt Scholte ter Horst een ongezonde ontwikkeling. "RIPE NCC heeft destijds aan allerlei partijen grote blokken uitgedeeld. SURF heeft bijvoorbeeld miljoenen IPv4-adressen die nu een vermogen waard zijn, terwijl hun primaire opdracht het verzorgen van infrastructuur voor onderwijs en onderzoek is. Dat soort clubs [AMPR is een andere] zitten in een spagaat: weggeven is moeilijk. Nu worden die grote blokken vaak opgekocht door internetreuzen als Amazon en Microsoft, maar eigenlijk zouden ze teruggegeven moeten worden."

Maar misschien is het zelfs beter als deze blokken helemaal niet meer beschikbaar zouden komen. "De huidige situatie blokkeert innovatie en competitie. Bovendien hebben we de oplossing hiervoor allang voorhanden: de adoptie van IPv6 moet een sterke versnelling krijgen."