Oorlog en het internet
Op zoek naar antwoorden op de vragen ‘Wat moet niet?’ ‘En wat kan wel?’
Op zoek naar antwoorden op de vragen ‘Wat moet niet?’ ‘En wat kan wel?’
In de laatste week van februari vielen legereenheden van de Russische Federatie met veel geweld Oekraïne binnen. Al na enkele dagen, mede vanwege het risico van escalatie naar de EU en NAVO- lidstaten, was een groot deel van de wereld in de ban van deze nieuwe crisis. Wereldwijde veroordeling en sancties op allerlei fronten vielen Rusland ten deel. Tot nu toe leidde dat niet tot de-escalatie. Duizenden burger- en militaire slachtoffers zijn al te betreuren en miljoenen Oekraïners sloegen op de vlucht en lieten alles achter. Een exodus van ongekende proporties.
Ook de internetsector reageerde met ongeloof en afschuw. Oekraïense internetbedrijven kregen en krijgen van alle kanten hulp aangeboden. Naast het opvolgen van de verplichte sancties, namen wereldwijd veel organisaties en bedrijven zelfstandig het initiatief tot aanvullende inperking of beëindiging van handel of samenwerking met Russische instanties, bedrijven en burgers.
Het formele verzoek van de Oekraïense overheid aan ICANN en RIPE-NCC om (onder andere) respectievelijk de .ru-, .рф- and .su-domeinen uit de root te halen c.q. de door Russische leden gebruikte IPv4- en IPv6-adressen in te trekken, werd echter door beide partijen afgewezen. De belangrijkste argumenten die ze daarbij gebruikten waren:
dat deze organisaties zijn opgericht om te zorgen dat het internet werkt en niet om te zorgen dat het (deels) niet werkt;
de afwezigheid van mandaat als private partij om unilateraal een dergelijk besluit te nemen;
dat de internetinfrastructuur niet moet worden ingezet als sanctiemiddel;
de beperkte effectiviteit van de gevraagde sancties in combinatie met een veel breder algemeen negatief effect op de werking van het internet; en
dat dergelijke maatregelen kunnen leiden tot ‘versplintering’ van het internet.
Dit verzoek en de reacties van ICANN en RIPE NCC daarop, deden de discussie over de vraag wat onze sector dan wél kan doen en wie daarover moet besluiten, hoog oplaaien. De meningen over wat te doen lopen uiteen. Van “helemaal niets, we moeten ten koste van alles borgen dat iedereen, altijd en overal toegang heeft tot álle informatie op het internet” aan de ene kant tot zo’n beetje “alles wat Russisch is afsluiten, ook al hebben welwillende Russische burgers daar last van en ook al heeft dat effect op het goed functioneren van het internet” aan de andere kant.
Beide onwerkbare extremen, naar mijn mening. Echter, binnen veel organisaties en samenwerkingsverbanden in de internetinfrastructuur, lijkt de eerstgenoemde positie tot nu toe de overhand te hebben. In de woorden van RIPE NCC: [we believe] “that the means to communicate should not be affected by domestic political disputes, international conflicts or war.” Meer een ijdele hoop dan een werkbare overtuiging, getuige bijvoorbeeld de beelden van de getroffen zendmast in Kyiv. En een die bij mij de vraag oproept of er ooit oorlogen zijn geweest die communicatiemiddelen en -mogelijkheden niet hebben beïnvloed. Het internet, de infrastructuur, lijkt met dit standpunt boven of buiten alles geplaatst te worden, zelfs in het geval van een oorlog die de potentie heeft wereldwijd te escaleren.
In werkelijkheid beschouwt de agressor het internet als doelwit (de infrastructuur in Oekraïne bijvoorbeeld) én zet het in als wapen (het bestoken van doelen met DDoS-aanvallen en het bestoken van eigen militairen en burgers met desinformatie). In die situatie de positie innemen dat het internet niet gebruikt kan en mag worden voor sancties, werkt die agressor in de hand en is daarmee in de praktijk een verre van neutrale positie.
Allereerst, zoals gezegd, ook de internetsector biedt Oekraïne op allerlei manieren hulp.
Maar richting de agressor dan? Rusland van het internet afsluiten, als het al mogelijk zou zijn, heeft zeer waarschijnlijk meer negatieve consequenties dan positieve. Binnen Rusland is dit probleem namelijk snel verholpen, met als gevolg ruim baan voor propaganda en desinformatie en geen toegang tot informatie van buiten het land. De Russische landendomeinen uit de lucht halen is vooralsnog ook geen optie, alhoewel het de vraag is in hoeverre deze nog toegang geven tot andere informatiebronnen dan de Russische. Een internationale groep van onder andere internetdeskundigen schreef een open brief aan de wereldwijde internetgemeenschap, waarin zij -kortgezegd- antwoord proberen te geven op de vragen: Wat moet niet? En wat kan wel? En als antwoord op de laatste vraag wijzen ze op de mogelijkheid om via een nieuw ‘multistakeholder’-proces een lijst van IP-adressen en domeinnamen van het Russische leger en propagandawebsites op te stellen. Deze lijst willen ze vervolgens beschikbaar stellen aan netwerkoperators, zoals dat ook gebeurt met vergelijkbare lijsten die worden gebruikt voor het blokkeren van spam, malware en DDoS-aanvallen. Ik ben, namens SIDN, een van de ondertekenaars van deze brief. Omdat ik van mening ben dat neutraliteit nu géén optie is, dat alle beetjes helpen en onze sector wel degelijk kan en moet bijdragen aan sancties tegen Rusland. En de voorgestelde maatregel past bij de werkwijze van onze sector en de benodigde technologie is voorhanden en beproefd. Het is geen ‘silver bullet’, dat is geen enkele sanctie. Maar het helpt een beetje. Het is een beweging in de goede richting. Maar dat er meer beetjes te bedenken en te doen zijn, daar ben ik van overtuigd.