Future internets: werken aan een beter internet

Nederland moet weer voorop gaan lopen

Alternatieven voor ons huidige internet krijgen steeds meer aandacht. Ook SIDN Labs en SIDN fonds houden zich hiermee bezig. Wat doen zij, en waarom is dit onderwerp zo belangrijk? Een vraaggesprek met Valerie Frissen, directeur van het SIDN fonds, en Cristian Hesselman, directeur van SIDN Labs.

Is het internet stuk?

Een nieuw jaar, een nieuwe onderzoeksagenda

Hesselman: “Zeker niet! Het internet is een doorslaand succes. Het is echter wel het product van een andere tijd. Toen het internet in de jaren ’70 werd ontwikkeld, is er nooit rekening gehouden met het huidige gebruik. Het doel toen was dure computerapparatuur te delen tussen universiteiten door ze te verbinden via een netwerk. Aan zaken als security, content distributie of mobiel gebruik is toen niet gedacht. Het was toen eenvoudigweg geen onderdeel van het probleem dat men op wilde lossen. Dat is nu anders, want de wereld is door het internet flink veranderd en daar moeten we dus iets op vinden.”

Frissen: ”Het internet heeft de wereld economisch en maatschappelijk ontzettend veel gebracht. Veel nieuwe diensten hadden nooit bestaan zonder het internet. Maar dit succes heeft ook onbedoelde neveneffecten. Daardoor staan veel van de positieve verwachtingen die we jarenlang koesterden onder druk. Het vertrouwen dat mensen in het internet hebben, dreigt af te nemen.”

Wat zijn die problemen?

Cristian Hesselman
Cristian Hesselman, directeur SIDN Labs

Frissen: “Een beperkt aantal spelers maakt steeds meer de dienst uit. We zien een monopolie ontstaan van slechts een handjevol grote internationale bedrijven. Daarnaast zien we dat sommige landen het internet gaan gebruiken om de positie van de staat te versterken; zeker in landen zoals China begint dat inmiddels onrustbarende vormen aan te nemen. Eindgebruikers hebben steeds minder invloed, terwijl ze tegelijkertijd steeds afhankelijker zijn van het internet als vitale maatschappelijke infrastructuur. Het doel waarin labs en het fonds elkaar vinden is om die zoekgeraakte balans zoveel mogelijk te herstellen, onder meer door bij te dragen aan ‘future internets.“

Hesselman: “Het punt is dat technologie niet neutraal is. Het maakt daarom echt wat uit waar iets wordt ontwikkeld. Kijk alleen al naar de benadering van data. Grofweg zijn er nu 3 modellen (zie lezing van prof. José van Dijck van de Universiteit Utrecht). Het Amerikaanse model, waarbij bedrijven de eigenaar zijn van gebruikersdata, het Chinese model, waar de overheid eigenaar is, en het Europese model, waar gebruikers eigenaar blijven van hun data. De vraag is: hoe behouden we het Europese model als we voor een groot deel afhankelijk zijn van technische systemen die gebaseerd zijn op het Amerikaanse of Chinese model? Toen het internet in de jaren ’90 doorbrak, lieten overheden veel over aan de markt. Maar nu het internet is uitgegroeid tot een kritische infrastructuur is het van belang dat de Nederlandse en Europese maatschappij meer grip krijgen. Laten we Silicon Valley en China de standaarden bepalen of maken we zelf uit hoe onze maatschappij er in de toekomst uit komt te zien?”

Is dit een onderwerp dat breed leeft?

Valerie Frissen, directeur SIDN fonds
Valerie Frissen, directeur SIDN fonds

Frissen: “Op Europees niveau leeft de discussie zeker, meer dan in Nederland. Zo kunnen we de Europese privacywetgeving zien als een behoorlijk invloedrijke poging om die zoekgeraakte balans weer enigszins te herstellen. Europa – maar ook landen als Frankrijk en Duitsland, kijken nu ook of ze de mededingingsregels strenger moeten gaan toepassen. Europa stimuleert daarnaast ook de ontwikkeling van Responsible AI, artificial intelligence die gebaseerd is op menselijke waarden en verantwoordelijk omgaan met data en algoritmes. Op het gebied van onderzoek wordt flink geïnvesteerd in programma’s als Future Internet en Next Generation Internet: onderzoek dat zich richt op een update van het huidige internet.”

Hesselman: “Op technisch gebied wordt al sinds de jaren ’00 gekeken of de huidige infrastructuur van het internet niet beter kan, voornamelijk in de academische wereld. Er zijn al heel wat initiatieven geweest om alternatieven te ontwikkelen voor het huidige Internet Protocol (IP), dat de basis vormt voor het huidige internet. IP is heel flexibel, je kunt er enorm veel aan ophangen, maar dat blijven add-ons. Denk aan DNSSEC en secure routing (BGPsec/RPKI). Maar als je heel andere netwerkconcepten nodig hebt, dan moet je toch met iets nieuws komen.”

Hoever zijn deze ontwikkelingen?

Hesselman: “Enkele alternatieve internetsystemen zijn al best ver, zoals NDN en SCION. Het zit nog wel vooral in de academische hoek, maar beide initiatieven hebben testbeds met tientallen machines. In de VS stak de National Science Foundation bijvoorbeeld miljoenen in NDN en ETH Zürich werkt op dit moment met zo’n 20 mensen aan de ontwikkeling van SCION. Dit doen ze samen met bedrijven als Swisscom en SWITCH (o.a. de operator van .ch). ETH Zürich startte dit project al in 2009.”

Wat ondernemen het SIDN fonds en SIDN Labs op dit gebied?

Hesselman: “In oktober zijn we, in een consortium met Universiteit Twente, Universiteit van Amsterdam, SURFnet en NLnet Labs, begonnen aan een onderzoeksproject naar future internets. We concentreren ons daarbij op onderwerpen die belangrijk zijn in het dagelijks leven van iedereen: security, beschikbaarheid en transparantie van netwerkcommunicatie. SIDN Labs is inmiddels aangesloten op het testnet van SCION, dat zich ook op dit soort aspecten richt. Door veel te experimenteren en nieuwe toepassingen te ontwikkelen, willen we samen met onze consortiumpartners dit soort future internets een stap verder brengen. Onze ambitie is dat Nederland op dit gebied voorop gaat lopen, net zoals we in de jaren ’80 voorliepen met de introductie en gebruik van het huidige internet.

Frissen: “SIDN fonds heeft nu 5 jaar lang met succes gewerkt met open calls en een groot aantal heel diverse projecten ondersteund. We gaan het nu een beetje anders doen en meer gericht en programmatisch werken. Het onderwerp ‘future internets’ heeft daarbij nadrukkelijk onze aandacht. Maar waar SIDN Labs zich duidelijk bezighoudt met de infrastructuur, richten wij ons meer op toepassingen en het toegankelijk maken daarvan voor zoveel mogelijk mensen. Een mooi voorbeeld daarvan is The Things Network, een project dat een publieke infrastructuur biedt aan gebruikers van slimme apparaten, die onderdeel uitmaken van het internet of things, en gebruikers daardoor weer de controle teruggeeft over de data die door middel van IoT worden verzameld en gebruikt. Begonnen in Nederland en nu in zo’n 80 landen wereldwijd actief.  Ik denk dat het heel interessant is om samen te werken met SIDN Labs. Cristian en ik gaan binnenkort weer eens lunchen om die samenwerking verder uit te broeden.”

Waar liggen de grote kansen?

Hesselman: “Er komt nieuwe netwerkapparatuur op de markt die programmeerbaar is. Dit kan een enabler zijn voor nieuwe internettechnieken. Je kunt deze apparaten namelijk zo programmeren dat ze ook nieuwe, niet op IP gebaseerde, protocollen kunnen draaien. We zijn daarom samen met onze onderzoekspartners bezig om een dergelijk programmeerbaar netwerk op te zetten in Nederland om mee te experimenteren. Persoonlijk denk ik dat er zo een meer diverse netwerkomgeving ontstaat, waarbij we in de toekomst niet alleen gebruikmaken van het huidige internet, maar daarnaast ook van verschillende alternatieve internetten. Misschien is er wel een speciaal internet voor zorgtoepassingen of voor het internet of things.”

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor een nieuw internet?

Hesselman: “Ik zie deployment als de belangrijkste uitdaging. Er zijn veel technieken, maar hoe laat je de toegevoegde waarde ervan zien door ze beschikbaar te maken voor voldoende grote groepen gebruikers? Hoe zorg je ervoor dat het wordt opgepikt? Ook hier kunnen programmeerbare netwerken een grote rol spelen.”

Frissen: “Het gaat vaak niet alleen om technologie, maar vooral om gedrag. Gedrag is moeilijk te veranderen. Als mensen liever de dienst van een monopolist afnemen dan een veiliger en beter alternatief, dan verandert er niets. Nieuwe technieken en toepassingen moeten gebruikers echt controle, voordeel en gebruiksgemak bieden. Tegelijk moeten we hard werken aan bewustwording. SIDN fonds zet daar al jaren op in. Overigens zie ik governance als een andere uitdaging. Het laissez faire-tijdperk is definitief voorbij; we hebben ook meer regels nodig en goede afspraken en omgangsvormen. Een nieuw internet kan niet functioneren zonder een goede governancestructuur. Gezien de ervaring van SIDN binnen organisaties als ICANN, kan SIDN daar zeker een interessante rol in spelen.”