Een toppositie die niemand wil
Zijn we wel effectief genoeg in het bestrijden?
Zijn we wel effectief genoeg in het bestrijden?
Op 24 april jl. berichtte NU.nl “Helft van online beelden seksueel kindermisbruik gehost in Nederland”. NU.nl baseert zich daarbij op informatie van de Britse Internet Watch Foundation (IWF). Alhoewel op “helft” volgens INHOPE, de internationale netwerkorganisatie die (online) seksueel kindermisbruik en seksuele uitbuiting van kinderen bestrijdt, valt af te dingen, is het een bekend en naar feit dat Nederland “hoog” scoort als het gaat om het hosten van dit materiaal. En “hoog” is dan volgens INHOPE een tweede positie met 19%, direct achter de VS met 43% van de wereldwijde meldingen.
De vragen die direct opkomen zijn: waarom is Nederland zo’n populaire plek om beeldmateriaal van kindermisbruik te hosten? En wat doen we daar tegen? Want het gaat tot slot om “een van de meest verwoestende vormen van criminaliteit” zoals minister Grapperhaus van Justitie & Veiligheid terecht stelt.
In antwoord op de eerste vraag wordt vaak verwezen naar de uitstekende digitale infrastructuur waar we in ons land over beschikken: veel, snel en stabiel. Nederland heeft bovendien een omvangrijke, dynamische hostingsector met veel keuze en hoge kwaliteit tegen aantrekkelijke prijzen. Ook voor unmanaged hosting, een vorm die de voorkeur zou hebben van veel aanbieders van beeldmateriaal van kindermisbruik. Een keerzijde van succes die we niet moeten accepteren.
Nou doet Nederland het heel goed als het gaat om digitale infra, maar we hebben zeker niet het snelste internet en ook niet de hoogste verbindingsgraad ter wereld. Zuid-Korea en een aantal Scandinavische landen doen het wat dat betreft nog beter dan wij. En die worden noch door IWF, noch door INHOPE genoemd als opvallende hoster. Hierdoor vraag ik me al langer af of wij geen redenen achter de populariteit van het hosten in Nederland van dit verwerpelijke materiaal over het hoofd zien. Zijn wij wellicht minder effectief in het bestrijden ervan en schrikt Nederland daardoor minder af dan landen met een vergelijkbare infrastructuur?
Het is bekend dat er enkele bad hosters in zijn in ons land. Deze bedrijven hebben, hoe onvoorstelbaar ook, van het hosten van kinderpornografisch beeldmateriaal hun business gemaakt. Op meldingen hierover van het Meldpunt Kinderporno reageren zij niet en het materiaal wordt pas verwijderd als zij daartoe een gerechtelijk bevel hebben ontvangen. En dan pas op het allerlaatste moment, want tijd is hier geld. Juridisch gezien op het randje, moreel gezien ver erover.
Een aanzienlijk deel van het materiaal staat overigens op servers van bonafide hosters, zonder dat zij dat (kunnen) weten. Op een melding van het Meldpunt reageren veel van deze partijen adequaat.
En dat brengt mij op vraag twee: wat doen we eraan? Nederland heeft haar eigen hotline, het Meldpunt Kinderporno, dat al jaren met een sterk groeiend aantal meldingen wordt geconfronteerd. Het wordt gefinancierd door de overheid, de EU en het bedrijfsleven, maar die financiering is niet zelden een bottleneck.
Dit “vechten tegen de bierkaai” bracht het Meldpunt, de overheid en een aantal bedrijven de afgelopen jaren met enige regelmaat bij elkaar. Eind 2018 resulteerde dit in afspraken over een bredere, geïntensiveerde aanpak, die uit vier onderdelen bestaat:
Opname van het Meldpunt Kinderporno als trusted notifier in de Nederlandse Gedragscode voor Notice-and-Takedown en het voorschrift het materiaal van de melding binnen 24 uur te verwijderen;
De inzet van een door de TU Delft ontwikkelde monitor waarmee meldingen over kinderpornografische content kunnen worden gevolgd en betrokken websites, servers en achterliggende bedrijven in kaart gebracht. Bedrijven kunnen vervolgens gericht worden aangesproken op nalatigheid met betrekking tot het opvolgen van meldingen.
Ontwerp en toepassing van een bestuursrechtelijke aanpak van bad hosters die aan een melding van het Meldpunt geen (tijdig) gehoor geven;
Toegang tot een database van hashcodes van evident kinderpornografisch materiaal, waarmee bonafide aanbieders van hosting geautomatiseerd kunnen controleren of dit materiaal in uploads voorkomt.
Als alle componenten van deze publiek-private aanpak goed worden ingezet, ben ik hoopvol over het effect. De komende jaren gaan ons leren of die hoop terecht is. Waarbij we dan ook moeten hopen dat het gevolg niet is dat het materiaal simpelweg naar een ander land verplaatst wordt, maar er écht een stap wordt gezet richting het ombuigen van groei naar afname.
Populaire topleveldomeinen voor het plaatsen van kinderpornografisch materiaal zijn .com, .net en .ru. Al meer dan 10 jaar heeft SIDN geen meldingen ontvangen over plaatsing onder .nl-domeinen.
Wij zetten ons, onder andere door strakke naleving van de gedragscode Notice-and-Takedown, nadrukkelijk in voor een veilig en waardevol .nl. En even nadrukkelijk ook voor een veilig internet in Nederland. Door bijvoorbeeld onze betrokkenheid bij de hierboven genoemde hernieuwde aanpak en ondersteuning van het Meldpunt Kinderporno.